Cluster 4 (remoefeningen)
1. Noodstop (verplicht)
De bestuurder voert een maximale remming uit zonder de controle over de motorfiets te verliezen.
2. Preciesiestop
De motorrijder voert een gelijkmatige remming uit met een vooraf bepaalde lengte.
3. Stopproef
De motorrijder voert een technisch juiste remming uit met een korte remweg, zonder dat er sprake is van een noodstop.